Tekeningen van Martijn KösterHenke
In veel Meesterhuiswerktekeningen zie je onder meer een een grote sleutel [ik vond die sleutel eens in een oud Zweeds hotel] en een bruine, vierkante kruk [uit de jaren vijftig, gemaakt door mijn opa]. Maar ook een dodo, een kabouter en drie muizen komen bijna altijd voor. Hoe verder je terugbladert, hoe minder je de vaste onderdelen tegenkomt, want het is vanzelf zo ontstaan, zonder dat het bedacht is. Heb je ideeën, opmerkingen of een opdracht? Laat het me weten.
20250708
Binnen de kortste keren
Iemands oogappel zijn
Het water van de Ketelvijver rimpelt. Op een rots naast het water zit een oude heks met een kat op haar schoot. De kat kijkt met grote ogen naar het water. “Rustig maar, kattenkopje,” zegt de heks sussend. “Er gebeurt niets.” Uit het water steekt wapperend een tentakel, maar de heks is niet bang voor een monster onder de waterspiegel. Er is nog nooit meer boven het wateroppervlak uitgekomen dan die ene tentakel. Ze kijkt richting de tuin van haar jongere zus Agaath, even verderop. “Ik denk dat we banger voor mijn zus moeten zijn,” grinnikt ze. Agaath staat in haar tuin en roert in een ketel. Er komt een sliertje gele rook uit. De dodo, die bij Agaath woont, loopt voorzichtig bij de toverketel vandaan. “Loopt dit goed af?” vraagt hij. De heks kijkt peinzend naar het mengsel. “Dat vraag ik me ook af. Misschien kun je beter een veiligere plek zoeken, oogappeltje,” zegt ze. “Ik wil niet dat jou weer iets overkomt.” Ze kijken beide beteuterd naar het verendek van de dodo. Sinds een andere toverpoging van Agaath verandert dat elke keer van kleur. Over het pad naast de tuin komt buurman Rodanim aangelopen. “Rodanim?” vraagt Agaath, “kun jij mijn oogappel even onder je hoede nemen?” Rodanim schiet in de lach: “Is de rest van het bos wel veilig?” Hij denkt aan ontplofte toverketels die her en der in het bos verspreid liggen. Ook de Ketelvijver is ontstaan door een rondvliegende toverketel van Agaath. “Dat kan ik niet beloven,” zegt Agaath. De gele rookt begint te walmen. “Misschien moet ik één van mijn zussen even om hulp gaan vragen,” zegt de heks. “Maken jullie maar gauw dat je wegkomt.”
20250702
Te dol voor de duivel
Vroeg in de ochtend was kapitein Gloi wakker geworden van de
harde wind. Hij wiebelde bijna zijn bed uit. De kapitein zucht. Nog maar één
dag geleden was hij met zijn boot teruggekomen van zee. De wolken en de meeuwen
die hoog in de lucht richting land trokken, beloofden toen al dat er onheilspellend
weer op komst was. De kapitein bracht gauw zijn schip in veiligheid in een
binnenhaven. Daarna klom hij trap na trap op richting de vuurtoren aan de rand
van de klif. Bovenin de vuurtoren controleerde hij of het vuurtorenlicht goed
werkte en of alle ramen gesloten waren. Toen hij net klaar was, begon het met
waaien. Hard waaien. Heel hard waaien. En nog steeds waait het als een malle.
Met een verrekijker kijkt Gloi om zich heen, eerst over zee en dan over land. Hij
probeert te zien hoe laat het is op een hoge klok in het dorp Klif, even
verderop. Het is niet te zien door in de rondte waaiend zeeschuim en zwiepende
boomtakken. Dit weer is te dol voor de duivel, denkt hij. Hij tuurt verder. Gelukkig
is er geen schip meer op zee. Helemaal aan de andere kant van de hoge klif ziet
hij wel iets, bij Het Verste Huis. In Het verste Huis woont niemand voor altijd.
Het huis wordt gebruikt door iedereen die even wil uitwaaien of een tijdje wil nadenken.
Nu is het leeg. Tussen de in het rond waaiende bladeren ziet hij wel dat de
ramen nog openstaan en in hun kozijnen klepperen. “Die moeten dicht” mompelt
hij en kapitein Gloi begint aan een barre tocht richting de andere kant van de
klif.
20250630
De gebraden haan uithangen
In de oude boterfabriek is een loppis, een rommelmarkt.
Kabouter Yaqub gaat ernaartoe, op de voet gevolgd door de dodo, die ook dol is
op tweedehands verrassingen. Als ze langs de fontein lopen zien ze de grote deuren
al openstaan. Er is vanalles uitgestald: een enorme spiegel die groter is dan
de kabouter zelf, een open kast vol servies, een hanglamp met gemarmerde glazen
kapjes en dozen vol grammofoonplaten en oude boeken... Ze lopen naar binnen en kijken
of er iets van hun gading bij de spullen is. De grond is bezaaid met geknoopte
kleden in de meest uiteenlopende kleuren. Op de paar stukjes die onbedekt zijn
zie je de prachtige originele tegelvloer van de fabriek. Tegen de muur staan opgerolde
tapijten. De kabouter loopt langs een paar kleden, om een groene fluwelen bank
te bekijken. Er ligt ook een levend berenkleed, waar hij voorzichtig omheen loopt.
"Wil je mij niet kopen?" bromt de beer als Yaqub langsloopt. Yaqub
staat stil. "Bedoel je: wil je mij níét kopen?" vraagt hij. Daar moet
de beer even over nadenken. "Ja," zegt hij dan, "ik denk niet
dat ik graag gekocht of verkocht wil worden." Hij zucht even.
"Vroeger lag ik voor de haard in een groot kasteel. De kasteelheer wilde
graag de gebraden haan met mij uithangen, want als je een beer voor je kachel
legt, kun je goed laten zien hoeveel rijkdom je hebt. "Nou", fronst
de kabouter, "ik vind het vooral dom. En onaardig." "Gelukkig
hoefde ik niet dood te gaan," zegt de beer. "Ik hoefde alleen maar
mijn adem in te houden als er andere deftige gasten waren, anders schrokken die zich te pletter."
20250622
De laatste Meesterhuiswerktekeningschetsen van het jaar
20250529
In de lappenmand zitten
Heks Selah ligt op de bank. Ze is niet lekker. Ze rilt en heeft geen zin in eten. Haar tweelingzus Yara besluit langs te komen en een kruidendrankje voor haar te maken. Misschien helpt dat. "Heb je nog dropplant staan?" vraagt Yara. "Misschien buiten" mompelt haar zieke zus vanaf de bank. Yara opent het keukenraam en gaat zoekend met haar hand door de plantenbak die aan de buitenkant onder het raam hangt. "Aah, dragon... Munt... Dit wordt wel wat.” Ze plukt wat blaadjes en snijd ze fijn op een platte steen. Door de planten heen ziet ze de dodo aan komen waggelen. Die heeft ook gehoord dat Selah in de lappenmand zit en komt langs om te haar op te vrolijken met een boek. Via een laag keukenraam fladdert de dodo naar binnen. “Ha dodo! Nu je er toch bent: wil die honing een duwtje geven?” vraagt Yara. De dodo schuift met zijn snavel een glazen pot met een houten lepel erin richting de heks. Daarna gaat hij met een het boek in zijn snavel op zoek naar de zieke zus. “Wat leuk dat je me komt voorlezen,” zegt Selah. Ze gaat iets rechterop zitten. De dodo zoekt een mooi verhaal uit. Niet veel later is de kruidendrank ook klaar. Yara heeft het in een bruine fles geschonken en op een etiket geschreven wat de inhoud van de fles is. Als ze haar zus een lepel vol van het medicijn heeft gegeven doet ze een kurk op de fles. Haar zus slikt. “Bedankt voor jullie hulp,” zegt Yara, “Ik voel me al een stuk beter. Binnen een paar dagen ben ik wel uit de lappenmand!”
20250416
Een scheve schaats rijden

20250325
Op zijn baadje krijgen
Vijf jaar geleden is Kabouter Ila in de stad komen wonen.
Hij woonde daarvoor in een bos, maar wilde graag dichter in de buurt van een
bibliotheek en winkels zijn. Om zijn oude woonomgeving niet te veel missen,
koos hij voor een houten huis in de vorm van een paddenstoel, aan de rand van
de stad. Vijf jaar later woont hij er nog steeds met veel plezier. Ila denkt
terug aan zijn verhuizing. Hij ziet zichzelf nog rijden, met zijn mooie rode
kast, goed vastgesjord in een aanhanger. Fluitend verhuisde hij al zijn spullen
naar de Houten Paddenstoel. Boven in de voorgevel van zijn huis zit een klok.
Toen kabouter Ila er kwam wonen, stond het uurwerk stil op de blije klok; tien
over tien. Dat vindt Ila een erg leuke tijd, maar niet zo een handige. Want die
tijd klopt maar twee keer per dag. Hij vroeg een oude buurman, de Paashaas, om
te helpen de klok te repareren. Dat is gelukt en sindsdien loopt de klok weer
netjes op tijd. Wel moet Ila hem geregeld opwinden, zodat de tijd blijft
kloppen. De hele buurt is er aan gewend geraakt dat de klok weer werkt. Als de
kabouter vergeet om de klok op tijd op te winden krijgt hij dan ook op zijn
baadje, want dan komt iedereen ineens te laat op afspraken, omdat ze in de war
raken door de achterlopende klok. Vandaag is de Paashaas bij Ila op bezoek. Die
klimt naar boven, windt de klok op en controleert meteen even het uurwerk.
Voorlopig hoeft Ila dus niet bang te zijn dat hij op zijn baadje krijgt. Gerustgesteld
schenkt hij koffie in.
Nu zien we de binnenkant van het huis en heeft de kabouter -die er nog steeds woont- de taak om tweemaal per jaar middenin de nacht de klok op tijd te zetten, anders krijgt hij op zijn baadje.
20250309
Er gaan veel makke schapen in een hok
Mimi de Heks, een zus van Rodanims buurvrouw Agaath, woont in de Poortstad, direct naast één van de poorten. Aan haar huis is een kleine houtopslag gebouwd, die nu als schuur dient. Met de lente in aantocht gaat Mimi het hok uitmesten, waarbij ze vanalles tegenkomt.
20250226
Van leer trekken
"Straks alleen nog een beetje buitenkruid erin," mompelt Mimi de Heks. Ze tuurt in de kookpot voor zich en roert erdoorheen. Dan kijkt ze voor de zekerheid nog even in het toverboek waar ze een recept uit aan het maken is. "Blabla, laag vuurtje," leest ze. "Blabla, paar uur trekken en dan buitenkruid toevoegen. Ja, dat gaat goed." Ze pookt even in het vuur en hangt het ijzer terug aan het haardstel. Buitenkruid is alleen buiten de stadspoorten te vinden, in het buitenbos. Gelukkig heeft ze een pot waarin ze altijd wat bewaart voor als ze het nodig heeft en de stadspoorten gesloten zijn. Terwijl de toverdrank pruttelt besluit ze om koffie te maken en wat toverboeken op te ruimen. Ze loopt naar de kruidentuin achter haar huis en kijkt naar boven. Het is een heldere winterdag en het blijft al best lang licht. In de verte slaat een klok de tijd. Nadat ze wat hout heeft gehaald maakt ze een nieuw, klein vuurtje om de koffiepot boven te hangen. Na tien minuten staat Mimi met een dampende mok koffie voor een stapel toverboeken die op tafel ligt. Ze pakt de bovenste en bladert er wat in terwijl ze van de koffie slurpt. "Mmm." Al gauw denkt ze niet meer aan de tijd.
20250130
De baard in de keel krijgen
“Gaap.” De snavel van de dodo gaat wijd open en weer dicht. Hij staat in de boekenkamer van Rodanim, op de vensterbank voor het raam. Het sneeuwt steeds harder. "Ik kan mijn huis niet eens meer zien.” De dodo tuurt door de dichte sneeuw in de richting van de toverhut aan de andere kant van het zandpad. “Blijf je nog lang hier?” vragen de muizen. Door de sneeuw ziet de dodo vaag wat flitsende kleuren uit de toverhut komen. “Agaath zei dat het voorlopig veiliger is om hier te zijn.” De vorige keer dat Agaath in haar toverhut was gaan toveren, had ze per ongeluk iets gedaan waardoor de dodo nu nog steeds elke keer van kleur verandert. Rodanim komt met een kop warme koffie uit de keuken. “Het is prachtig weer buiten. Maar misschien geen weer om het pad over te steken, al is het maar een klein stukje. Je waait nog weg.” Dan klinkt een rinkelende telefoon. Rodanim loopt naar het kantoor naast de bibliotheekkamer, waar een groot telefoontoestel aan de muur hangt. Even later komt hij terug. “Dodo, dat was Agaath. Zij vraagt of je een nachtje hier blijft logeren. Wat vind je daarvan?” De dodo glundert. “Logeren!” roept hij. “Dan mag je onze tandenborstel wel lenen!” roepen de muizen. "Over een uurtje ga ik een verhaal voorlezen en daarna gaan we lekker slapen," zegt Rodanim."Ik zal vast een extra deken voor je pakken." Hij loopt langs het raam en kijkt ook naar buiten. "Dit is echt winter, zeg," mompelt hij. Die nacht blijft het sneeuwen en ook de wind trekt aan. Het huis piept en kraakt en zucht ervan. De dodo is wakker geworden en kijkt door een laag slaapkamerraam naar buiten. “ Hij weet niet zo goed of hij het nog leuk vindt. Hij bibbert een beetje. Ook de muizen zijn wakker en zelfs Rodanim kan even niet slapen. Hij is één van de boeken die in zijn bed slingeren gaan lezen. Hij kijkt naar de dieren. "Luister eens?" zegt hij. Ze luisteren en horen de wind aan de ramen rammelen en om het huis gieren. "Het lijkt wel of de wind de baard in zijn keel heeft, zo huilt het!” roept Rodanim. Hij doet met overslaande stem het geluid na. De dieren moeten lachen en doen zelf ook mee. Buiten wordt het ineens iets stiller. "De wind heeft ons gehoord!" roepen de muizen, "En nu stopt hij er mee!" Warempel, de storm gaat liggen en het houdt op met sneeuwen. De dieren zijn weer tot rust gekomen. "Ik ga nog even lezen," zegt Rodanim. "Kunnen jullie weer slapen?" Even later klinkt alleen nog lichte ademhaling van de slapende dieren. Tevreden klikt Rodanim zijn lampje uit en gaat ook slapen.
20250113
Geen haarbreed in de weg
Vampier Luuk logeert bij Rodanim en de muizen. Dat is heel gezellig en ook heel fijn, want Luuk maakt graag eten klaar. Rodanim eet wel graag, maar vind het klaarmaken van eten zonde van zijn tijd. Liever zit hij in zijn grote oorfauteuil, met een spannend boek. Of aan de grote tafel met een mooi prentenboek of een fotoboek over nog oudere gebouwen dan het oude station waarin hij zelf woont. Luuk zit hem geen haarbreed in de weg.
20241214
Van lotje getikt zijn
20241211
Hetzelfde laken een pak
20241124
Uien tappen
Sinterklaas is op bezoek bij Heks Dolores, die in Het Oude Tolhuis woont, aan de rand van het Bewonderde Woud. Het is pakjesavond. Er staan surprises klaar en de stemming is opperbest. Als de chocolademelk koud -want warm vinden ze het niet lekker- is kunnen ze beginnen met het lezen van de gedichten en het uitpakken van de cadeaus. Ondertussen zijn Sinterklaas en de heks aan het uien tappen. Ze lachen zich een kriek om alle grappen die ze elkaar vertellen. De tranen staan in hun ogen.
20241119
Ja en amen zeggen
20241110
Een leven als een oordeel
Wát een storm. De kapitein staat op de omloop van de vuurtoren en tuurt over zee. De dodo en de muizen zijn ook naar boven gekomen. Ze hopen een glimp op te vangen van de stoomboot van Sinterklaas. Die zou nu al onderweg moeten zijn. Een grote golf slaat tegen de rotsen kapot. Even zien ze niets anders dan waterspetters en zeeschuim. De wind giert om de vuurtoren. "Wat een lawaai hè!" glundert de kapitein tegen de dieren. Hij is net thuis, maar verlangt er nu alweer naar om zelf op zee te zijn. De dodo roept iets terug, maar de kapitein verstaat er niets van. Dan zien ze tussen de golven door plotseling een stukje van de stoomboot. Hij wordt net door een gigantische golf opgetild. Als die de haven maar bereikt, denkt de kapitein. "Aaa!" klinkt het ineens. De muizen, die op de reling waren geklommen, waaien bijna weg. De kapitein kan ze nog net grijpen. "Tijd om naar binnen te gaan," roept hij boven de wind uit. Met moeite krijgt hij de deur van de omloop open. Binnen in de vuurtoren is het nog steeds een kabaal van jewelste door de storm die over zee raast. "Een leven als een oordeel," mompelt de kapitein. "Laten we beneden het Sinterklaasjournaal gaan kijken om te zien hoe het die sloep vergaat daar op zee." De muizen trippelen alvast richting de koektrommel met speculaas. Even later zitten ze met een dekentje om voor een vierkant televisietoestel met pootjes. De kapitein staat op om de volumeknop omhoog te schuiven. Met moeite wordt het geluid van de storm overstemt. De wind gaat voorlopig niet liggen.

20241013
Een blok aan het been
Luuk de Vampier kijkt treurig door de luxaflex naar het
doolhof rondom zijn kasteel. Is het al bijna nacht? Kan hij al naar buiten? Het
is wel een blok aan het been hoor, om altijd binnen te moeten zijn als de zon
schijnt. Hij zucht, terwijl de zonnestralen proberen zich door de jaloezieën
heen te wurmen. Luuks maag begint te knorren. “Ook dat nog,” moppert hij. Ik
heb zo een zin in soep, denkt Luuk, maar ik kan nu niet naar buiten om spullen
te halen. En ik heb ook niets meer in huis. Skriieek, skriieek, klinkt
het plotseling. Door het ronde trappenhuis komt een zwerm vleermuizen
aangevlogen. “Honger, Rodanim?” skrieken ze. Rodanim knikt terneergeslagen. “Hoe
lang zou het nog duren voor ik naar bui…” begint de hij, maar zijn zin wordt
abrupt onderbroken door een keiharde knal en een felle flits. Ineens begint het
buiten ook keihard te regenen. “Jeuj!” roept Luuk. “Onweer! Regen! Wolken. Ik
kan naar buiten.” Hij snelt naar het pompoenveld op de grafheuvel naast zijn kasteel.
Niet veel later ligt de hele trap vol ingrediënten voor Heerlijke Halloweensoep.
20241007
Een boekje opendoen
Rodanim heeft langs de oever van de Bosbeek paddenstoelen gezocht om herfstsoep van te maken. De muizen hebben hem geholpen om de juiste paddenstoelen uit te zoeken. Zij weten precies welke lekker zijn, en veilig om te eten. Met een mand vol verschillende soorten is Rodanim weer op weg naar huis. Hij komt langs Het Verboden Bos, een stuk bos waar niemand mag komen. Niemand weet eigenlijk waarom. En van wie dat niet mag. Rodanim kijkt naar de lucht en ademt diep in. Het ruikt lekker. Naar herfst. De lucht is grijs en het miezert licht. Even later is hij bij de brug over de Lichte Voorde. In de tuin naast de herberg zijn de Wijnende Waardinnen bezig appels te plukken. “Rodanim!” begroeten ze hem hartelijk. “Heb je lekkere paddenstoelen geplukt?” “Klopt!” zegt Rodanim. “Zal ik jullie ook nog even helpen?” Hij zet zijn mand neer. “Graag,” knikken de gezusters. De muizen willen ook wel helpen. Ze klimmen de bomen in en knagen met hun scherpe tandjes de steeltjes van appels door, zodat de appels op het zachte gras ploffen. Terwijl ze appels oprapen vraagt Rodanim aan de zusters: “Weten jullie eigenlijk waarom het Verboden Bos verboden is?” “Geen idee,” antwoorden ze. Maar we kunnen wel een boekje opendoen over onze moeder... Die plukte daar vroeger altijd stiekem de lekkerste bessen en noten. En appels. De klokhuizen van die appels gooide ze hier in de tuin. Zo zijn we aan die boomgaard gekomen!”
Wie doet een boekje over wie open? Lees het binnenkort!