20250702

Te dol voor de duivel

 

Vroeg in de ochtend was kapitein Gloi wakker geworden van de harde wind. Hij wiebelde bijna zijn bed uit. De kapitein zucht. Nog maar één dag geleden was hij met zijn boot teruggekomen van zee. De wolken en de meeuwen die hoog in de lucht richting land trokken, beloofden toen al dat er onheilspellend weer op komst was. De kapitein bracht gauw zijn schip in veiligheid in een binnenhaven. Daarna klom hij trap na trap op richting de vuurtoren aan de rand van de klif. Bovenin de vuurtoren controleerde hij of het vuurtorenlicht goed werkte en of alle ramen gesloten waren. Toen hij net klaar was, begon het met waaien. Hard waaien. Heel hard waaien. En nog steeds waait het als een malle. Met een verrekijker kijkt Gloi om zich heen, eerst over zee en dan over land. Hij probeert te zien hoe laat het is op een hoge klok in het dorp Klif, even verderop. Het is niet te zien door in de rondte waaiend zeeschuim en zwiepende boomtakken. Dit weer is te dol voor de duivel, denkt hij. Hij tuurt verder. Gelukkig is er geen schip meer op zee. Helemaal aan de andere kant van de hoge klif ziet hij wel iets, bij Het Verste Huis. In Het verste Huis woont niemand voor altijd. Het huis wordt gebruikt door iedereen die even wil uitwaaien of een tijdje wil nadenken. Nu is het leeg. Tussen de in het rond waaiende bladeren ziet hij wel dat de ramen nog openstaan en in hun kozijnen klepperen. “Die moeten dicht” mompelt hij en kapitein Gloi begint aan een barre tocht richting de andere kant van de klif.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten