Rodanim was Luuk tegengekomen, zijn vriend de vampier. Bij de stadspoort wilde Rodanim de spoorlijn volgen, maar Luuk vroeg of hij met hem mee wilde komen. Hij had thuis iets dat hij aan Antonio wilde geven, het Weermannetje, die middenin het Vierjaargetijdenwoud woont, ook wel het Vierseizoenenbos genoemd. Zou Rodanim dat mee willen nemen?
Rond de toren waar Luuk in woont is een groot doolhof. "Waarom heb je dat doolhof?" vroeg de dodo. "Nou," zei Luuk. "Als vampier moet je bloed drinken, maar ik heb niet zo veel zin om alle mensen leeg te drinken die ineens voor mijn huis staan." "Oh," snapten de muizen. "Dus door dat doolhof komen ze niet bij je huis terecht en hoef je ze niet te bijten?" "Inderdaad," zei Luuk. "Het is een soort waarschuwing. Meestal komen ze door dat doolhof weer terecht waar ze begonnen." "En als iemand nou tóch door het hele doolhof bij de toren terechtkomt?" vroeg Rodanim aarzelend. "Tsja," zei Luuk, "Wie niet horen willen moet voelen." "En wij dan?" vroegen de muizen toch wel een beetje bang. "Geen zorgen hoor, " zei Luuk. "Ken je Dolores? die woont aan het begin van het Vierjaargetijdenwoud." Rodanim knikte. Hij wist dat dat één van de zussen van Buurvrouw Agaath was. "Zij heeft een drankje voor me gemaakt, volgens mij van tomaten ofzo. Of aardbeien. Nou ja in elk geval iets roods. Het kunnen ook bessen zijn." Luuk schudde triomfantelijk zijn hoofd. "En daardoor heb ik helemaal geen zin meer in echt bloed! Nou, ja, totdat iemand eenmaal vlak voor mijn neus staat. Dan kan ik me niet zo goed inhouden."