Gebaseerd op een oude Poolse sage over een wrede heerser en een gevangen genomen prinses
Het water van de Zwarte zee was niet zo zwart als de gebeurtenissen die plaatsvonden in het land van een akelige heerser genaamd Eka-an, waarvan gezegd werd dat zijn hart van steen was.
Koning Eka-an vond het erg moeilijk om aardig te zijn en daarom deed hij dat gewoon helemaal niet. Hij maakte ruzie met iedereen en wilde dat iedereen naar hem luisterde. Als je niet deed wat de koning zei, dan werd je hoofd afgehakt, want daar hield de koning van: hakken. De meeste mensen vonden dat een slechte gang van zaken en sloegen op de vlucht voor de rare ideeën van hun heerser. Ook de buurlanden van het rijk liepen leeg omdat mensen op zoek gingen naar een plek met leukere buren dan iemand die vooral hoofden afhakt.
Maar de koning hakte niet alleen hoofden. In zijn land waren de mooiste edelstenen van de wereld te vinden. Goed verstopt onder dikke lagen steen in grote steengroeves. Alle overgebleven inwoners moesten helpen met het uithakken en oppoetsen van die stenen. De mooiste exemplaren werden opgeslagen in het uit marmer gebouwde kasteel van koning Eka-an. Iedere ochtend, na het ontbijt, liep de koning langs alle verzamelde stenen en leerde de namen van de stenen uit zijn hoofd. Niemand anders mocht er naar komen kijken, Koning Eka-an hield alle stenen voor zichzelf.
Zo gingen er jaren voorbij, maar ook al was de koning inmiddels oud, hij bleef een nare man. Op een dag kwam één van zijn hakkers naar hem toe. ‘Koning Eka-an, we hebben het land van Ra-oek leeggeroofd, en deze vrouw, de vorstin aldaar, hebben we meegenomen. Zij was was de enige overgeblevene in het hele land.’
De koning keek naar de vrouw. Toen hij haar ogen zag, gebeurde er iets wat nog nooit gebeurd was. De koning riep niet: ‘hak maar af dat hoofd,’ maar zei; ‘Dat zijn mooie ogen zeg, daar wil ik wel vaker naar kijken. Ze lijken op diamant, smaragd en robijn. Bewaar deze vrouw goed’. De vrouw mocht kiezen in welke toren van het marmeren kasteel ze ging wonen. ‘Ik wil gewoon naar mijn eigen land terug,’ zei ze. ‘Tja, maar dat vind ik niet goed’, zei de koning, en hij koos zelf een toren. ‘Je mag alles eten wat je maar lekker vindt en je krijgt iedere dag mooie edelstenen. Zo nu en dan kom ik langs om naar je ogen te kijken.’
De vrouw werd opgesloten. Ze kreeg iedere dag vers gebakken brood om te eten en prachtige edelstenen om naar te kijken. Maar ze werd er niet glukkig van. Ze wilde graag langs de rivieren van haar eigen land lopen om het water te ruiken en de waterbloemen te zien bloeien. Door haar verdriet huilde ze grote tranen die glinsterend over de edelstenen richting de grond rolden. Op een dag waren al haar tranen op en sloot ze voor altijd haar ogen.
Koning Eka-an was net op weg naar de toren om weer eens naar de ogen van de prinses te komen kijken. Hij had vandaag een hele zeldzame steen meegenomen om aan haar te laten zien. De bijl waarmee hij de steen had uitgehakt hing nog aan zijn riem. ‘Volgens mij heeft deze steen dezelfde kleur als die prachtige ogen,’ mompelde de koning tegen zichzelf terwijl hij de lange trap beklom. Toen hij de toren binnenging dacht hij eerst dat de prinses sliep. Maar toen hij goed keek, besefte hij dat de ogen van de prinses nooit meer open zouden gaan, omdat ze van verdriet was doodgegaan. Op de grond lagen nog de zilveren tranen.
Hij liet van schrik de edelsteen vallen, die spatte in duizenden stukjes uiteen op de vloer. Zo snel als de oude koning kon, rende hij de ronde trappen van de toren af naar het plein voor het kasteel waar alle stenen altijd verzameld werden. Duizelig en moe geworden van de trappen zeeg hij midden op het plein neer en begon zelf ook te huilen. Eén van zijn steenhakkers kwam voorzichtig op de koning af. Hij was een beetje bang, want hoewel koning Eka-an al erg oud was, hij kon nog steeds zo ineens met zijn bijl zwiepen waardoor de hoofden in het rond vlogen. Maar dit keer deed de koning dat niet. Hij kon het ook niet zo goed zien omdat er steeds maar meer tranen opwelden in zijn ogen.
‘Wat ben ik stom geweest,’ snikte de koning terwijl er al een plasje tranen ontstond op de plek waar hij zat. ‘Dat klopt,’ zei de steenhakker, ‘u was vreselijk stom, en levensgevaarlijk bovendien. Ik denk niet dat ik een slechtere koning ken. Uw hart is van steen, maar ik geloof dat het nu gebroken is. U doet heel anders dan u ooit heeft gedaan’ De koning keek hem aan en keek toen achterom naar de toren van de prinses.
Het moment daarop besloot de koning dat op de plek waar hij tot inkeer was gekomen een fontein moest komen. Speciaal voor de prinses, gebouwd met de mooiste stenen die het land ooit had voortgebracht. De steenhakker met wie hij sprak kreeg de opdracht om de fontein te bouwen. Hij begon diezelfde dag en stopte niet voordat de fontein klaar was. De koning zelf, die pas nu besefte hoe ontzettend dom hij al die jaren zijn land had geregeerd, bracht hem iedere dag verse koffie en boterhammen met pitjeskaas. En zo nu en dan een stuk fruit of een roze koek.